De hoogbegaafde kleuter


Artikel door Jennifer Van Wambeke | 13/11/2010 |

In dit artikel:
Waarom spreken we bij kleuters van een ‘ontwikkelingsvoorsprong’? Kunnen kleuters dan niet hoogbegaafd zijn? Wat is een mogelijk voordeel van het gebruik van de term ‘hoogbegaafde kleuter’ naast dat van ‘kleuter met een ontwikkelingsvoorsprong?

Wat is hoogbegaafdheid?

Er bestaan verschillende modellen omtrent hoogbegaafdheid. Deze modellen gaan op zoek naar wat hoogbegaafdheid precies inhoudt en aan welke criteria een persoon moet voldoen om ‘hoogbegaafd’ te zijn. In al deze modellen komen enkele basisvoorwaarden naar voren zoals een hogere intelligentie (uitgedrukt in een IQ van minstens 130), een sterke motivatie of gedrevenheid en creativiteit. (Toorenburg, 2005) Drie aspecten die onlosmakelijk verbonden zijn met de aanleg van het kind.

Franz Mönks (Toorenburg, 2005) stelt dat deze voorwaarden (eigenlijk de aangeboren ta lenten) enkel kunnen evolueren tot buitengewone vaardigheden of prestaties onder de ideale omstandigheden. Hierbij zijn invloeden van buitenaf zoals school, gezin en vriendschappen cruciaal.

Ook het Delphi-model plaatst de hoogbegaafde in relatie tot de omgeving en brengt tevens ook enkele nieuwe aspecten aan zoals een hogere gevoeligheid en een rijkere gevoelswereld.

"Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren. (Kooijman, 2008)"

Op basis van de verschillende huidige modellen zouden we kunnen zeggen dat iemand hoogbegaafd is als hij /zij beschikt over:

  • een hoge intelligentie;
  • een sterke motivatie;
  • de mogelijkheid om creatief te denken;
  • een rijk geschakeerd en intens gevoelsleven;
  • een grote zin voor onafhankelijkheid;
  • een sterke sensitiviteit;
  • complexe denkpatronen.

Én wanneer deze ‘zijns’kenmerken zich bovendien vertalen in het neerzetten van bijzondere prestaties of buitengewone vaardigheden op verschillende vlakken.

Wat is een ontwikkelingsvoorsprong?

Een kind krijgt een ontwikkelingsvoorsprong wanneer het zich op een bepaald ogenblik sneller gaat ontwikkelen dan van het gemiddelde kind wordt verwacht. Deze voorsprong kan zich op één of meerdere vlakken manifesteren en tijdelijk of blijvend aanwezig zijn.

Het voordeel van de term ‘ontwikkelingsvoorsprong’ in verband met kleuters is dat het duidelijk is waar men over praat. Het kind heeft een voorsprong in de ontwikkeling die moet worden opgevangen met een vorm van uitbreiding en verdieping.

Het is hierbij echter niet duidelijk hoe groot of breed deze voorsprong is. Noch hoe lang de voorsprong reeds bestaat. Ook wordt met deze benaming voorbijgegaan aan mogelijke ‘zijns’kenmerken van het kind die de voorsprong zouden kunnen verklaren vanuit een wezenlijk ‘anders’ denken, leren en doen.

Bovendien lokt het woordgedeelte "sprong" de associatie op met een gegeven uit de ontwikkelingspsychologie. Namelijk dat alle kinderen zich sprongsgewijs zouden ontwikkelen waarbij tijdelijke voorsprongen en, of achterstanden ten opzichte van leeftijdsgenoten bijgevolg normaal zijn.

Het is net hierin dat het "gevaar" schuilt. Door de aanwezige kennis van ontwikkelingspsychologie gebeurt het dat binnen het kleuteronderwijs voornamelijk het woordje ‘sprong’ in ‘ontwikkelingsvoorsprong’ gehoord wordt. Een term die op zich geassocieerd wordt met een toestand die als normaal en van voorbijgaande aard kan beschouwd worden bij kleuters.

De term "ontwikkelingsvoorsprong" blijkt in praktijk dikwijls niet meer of minder te zijn dan een loutere vaststelling. Het duidt in feite op een fase of toestand van het ontwikkelingsproces, eerder dan op het wezenlijke "zijn" van het kind.

Kan een kleuter hoogbegaafd zijn?

In zicht op hoogbegaafdheid wordt gesteld dat de term "hoogbegaafdheid" niet van toepassing kan zijn op kleuters. En ook in andere literatuur wordt vlot overgeschakeld van "hoogbegaafde kinderen" naar naar slimme kleuters of kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Argumenten hiervoor zijn wederom te vinden in de theorie van de sprongsgewijze ontwikkeling bij kinderen. Dit stelt dat elk kind op een bepaald moment een voorsprong kan laten zien tegenover een ander kind om deze voorsprong dan enkele maanden later terug te verliezen.

Nochtans is het verschil tussen hoogbegaafde kleuters en kinderen met een tijdelijke voorsprong, in mijn ogen, duidelijk. De ontwikkeling van de hoogbegaafde kleuter loopt systematisch voor. Dit dikwijls reeds van in de babytijd en de voorsprong neemt gaandeweg toe. Bovendien is de voorsprong te zien op verschillende vlakken waarbij de cognitieve, talige en relationele voorsprong voor ouders het meest opvallend zijn.

Een ander argument gaat over de intelligentie bij kleuters. Het probleem hierbij is dat het IQ bij een kind jonger dan 4 niet kan worden bepaald. De vraag is: moet dat dan? Kan je er niet van uit gaan dat een snel lerende kleuter met een ruime en aanhoudende voorsprong per definitie intelligent is?

"Op drie jaar en 1maand kan L. muzieknoten
herkennen, benoemen en koppelen
aan de juiste pianotoets"

Het handboek voor leerkrachten (Gerven, 2001) benadrukt ook dat taakgerichtheid en creativiteit binnen schoolse prestaties belangrijke voorwaarden zijn om te kunnen spreken van hoogbegaafdheid. Iets wat vooral bij kleuters erg moeilijk vast te stellen is.

Het probleem hierbij is dus helemaal niet dat hoogbegaafde kleuters niet creatief of taakgericht zijn, maar dat zij dit niet altijd kunnen tonen op school. De redenen hiervoor zijn divers. De hoogbegaafde kleuter heeft dikwijls andere interesses, een grotere kennishonger, meer nood aan expressievrijheid en aan verdieping waar binnen het kleuteronderwijs niet vanzelfsprekend aan tegemoet gekomen wordt.

Moeten schoolse prestaties dan persé de basis vormen om een kind als hoogbegaafd te kunnen beschouwen? Kunnen we het kind niet beter in zijn of haar natuurlijke en spontane omgeving beoordelen? Durven vragen naar of rekening houden met het verhaal van de ouders blijkt hier dikwijls nog een belangrijk pijnpunt.

Tenslotte is er nog het vraagstuk omtrent omgevings- en gezinsinvloeden. Een kleuter is, meer dan een ouder kind, sterk onderhevig aan ervaringen binnen het gezin en de directe sociale omgeving. Het is dus inderdaad zo dat een intelligent kind uit een omgeving met een "rijk" aanbod sneller een voorsprong zal opbouwen dan een kind uit een prikkel"arme" omgeving. Een kind dat zich bovendien gesteund voelt en in zijn eigen interesses kan en mag voortbouwen zal ook meer openstaan voor nieuwe ervaringen en dingen sneller oppikken.

Anderzijds wil dat dus zeggen dat dat kind wel degelijk over het potentieel bezit om die voorsprong op te bouwen. In tegenstelling tot wat dikwijls gevreesd wordt is het namelijk erg moeilijk, zo niet onmogelijk om een peuter of jonge kleuter zonder de nodige eigen interesse, wilskracht en motivatie tot een voorsprong te "dwingen". Daarentegen kan een potentieel hoogbegaafd kind uit een kansarme gezinssituatie wel degelijk geremd worden in de ontwikkeling. Het zal dan geen voorsprong opbouwen en per definitie niet (h)erkend worden als zijnde een kleuter met een ‘ontwikkelingsvoorsprong’.

Wanneer is een kleuter hoogbegaafd?

Of het nu gaat om peuters, kleuters, kinderen of volwassenen. Eigenlijk kan je alle ‘zijns’kenmerken, afgezien van meetbare intelligentie, als leidraad gebruiken en deze afzetten tegenover de leeftijdsgroep in kwestie.

(Meetbaar) hoge intelligentie

  • een sterke motivatie;
  • de mogelijkheid om creatief te denken;
  • een rijk geschakeerd en intens gevoelsleven;
  • een grote drang naar zelfstandigheid;
  • een sterke sensitiviteit;
  • complexe denkpatronen.

Het komen tot bijzondere prestaties of buitengewone vaardigheden op verschillende vlakken (wat zich bij peuters en kleuters dus uit in een opvallende, ruime en langdurige voorsprong tegenover leeftijdsgenootjes)

Bij het laatste punt is het belangrijk meer dan enkel schoolse resultaten in acht te durven nemen. Vele kleuters zijn een meester in het zich aanpassen aan de klasnorm waardoor hun vaardigheden niet opvallen in de groep.
In dat opzicht biedt de definitie van Kooijman een elegante oplossing. Wanneer we deze toepassen op kleuters klinkt ze als volgt:

"Een hoogbegaafde kleuter is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel kind, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren. "

Het grote voordeel van deze definitie is dat het ook de hoogbegaafde kleuters erkent die niet tot een uitgesproken schoolse voorsprong komen.

Aan 2 jaar 9maand lost J. matrixpuzzels
op in minder dan een minuut.

Waarom het onderscheid maken?

Alhoewel in de literatuur niet of nauwelijks gesproken wordt over hoogbegaafde kleuters duiden heel wat ouders hun kind wel als dusdanig aan. Veel ouders van hoogbegaafde kinderen merken en voelen al heel snel dat hun kind in wezen "anders" is dan een gemiddeld kind. De term "ontwikkelingsvoorsprong" lijkt daarbij onvoldoende te omvatten hoe het kind is waardoor er daarnaast ook vaak gesproken wordt over een vermoeden van hoogbegaafdheid. Eens een kleuter daarenboven een gemeten iq van +130 heeft wordt zo’n kleuter door de ouders haast altijd hoogbegaafd genoemd.

Tegenover de ouders staan echter de leerkrachten die vanuit de opleiding en literatuur meekrijgen dat kleuters per definitie niet hoogbegaafd zijn. Er is slechts sprake van een ontwikkelingsvoorsprong die al dan niet van voorbijgaande aard is. Door de nadruk op de voorsprong te leggen wordt voorbijgegaan aan de ‘zijns’kenmerken van het kind en vallen intelligente kleuters zonder opvallende schoolse voorsprong uit de boot.

Dit wil geenszins zeggen dat er niet meer gesproken kan worden over kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Een voorsprong moet immers altijd opgevangen worden of deze gepaard gaat met hoogbegaafdheid of niet.

Het is daarnaast echter even belangrijk de hoogintelligente kleuters met specifieke zijnskenmerken te (h)erkennen als zijnde "anders" denkend, voelend en functionerend. Hierdoor wordt duidelijk dat het louter aanpakken van een cognitieve voorsprong voor deze groep kinderen dikwijls onvoldoende is.

Door de taboe op het woord "hoogbegaafdheid" bij kleuters weg te nemen kan er een vlottere communicatie tussen ouders en leerkracht ontstaan. De focus op wat het kind doet kan verlegd worden naar hoe het kind is.

Bronnen:
Carl D'hondt, H. V. (2008). Hoogbegaafde kinderen, op school en thuis. Antwerpen: Garant.
Gerven, E. v. (2001). Zicht op hoogbegaafdheid. Utrecht: Lemma.
Kooijman, M. (2008). Hoogbegaafd, dat zie je zó. OYA productions.
Sylvia Drent, E. V. (2009). Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs. Assen: Koninklijke Van Gorcum.
Toorenburg, W. l. (2005). Hoogbegaafd, nou én? In W. l. Toorenburg, Hoogbegaafd, nou én? (p. 245). Samsara uitgeverij.

Meld aan of registreer om dit leermiddel volledig te bekijken

Registreren vraagt maar één minuut.
Leraren delen lesmateriaal en -inspiratie met jou
  • gratis lesmateriaal;
  • voor alle leeftijden en vakken;
  • makkelijk doorzoekbaar op lesonderwerp.
Registreer   Veilig en gratis
Je bent al lid?
SeMoDa
Organisatie