Woordgebruik en onderwijs


Verschillende woorden

Een naarstige Vlaamse taalliefhebber Fons Wuyts voert al enkele jaren een campagne voor het woord ‘plezant’. Hij vindt dat de Vlamingen moeten ijveren voor de erkenning van het gerechtvaardigd gebruik van dat woord in het Nederlands. Hij meent dat de school de leerlingen verplicht het woord ‘leuk’ te gebruiken in plaats van zijn voorkeurwoord.
Om zijn doel te bereiken wil hij de Nederlandse Taalunie ertoe aanzetten zijn mening bij te treden. Die heeft vrij vlug gereageerd met te stellen dat ze niets heeft tegen het gebruik van het woord, maar dat het minder bruikbaar is als je de grens oversteekt naar Nederland. Hetzelfde zal ook wel weer zo zijn voor woorden die in Nederland veelvuldig voorkomen en die in het Vlaamse landsgedeelte minder goed verstaan worden. Denk aan pisang voor banaan, dreutelen voor treuzelen, vutter voor gepensioneerde. 

Op 14 maart 2011 schreef de taalman van De Standaard Ludo Permentier in zijn rubriek Woorden weten alles een stukje met als titel ‘Plezant’ en gebruikte in zijn tekstje niet minder dan 27 woorden die in Vlaanderen mondgemeen zijn en die in Nederland niet of nauwelijks voorkomen. Een ‘leuk’ tekstje zouden we het kunnen noemen, maar daartegen zou Fons Wuyts wel bezwaar hebben. Voor de ‘aardigheid’ schotelen  we u, beste lezers, het eerste alineaatje voor: “Wat ben ik blij met de pagadder, de karottentrekker, de zagevent, de smoelentrekker en de pezewever. Ik zou me mijn leven niet kunnen voorstellen zonder goesting, zonder frietkot, appelspijs en pateekes. En hoe plezant is het als je bomma of bompa ziet fikfakken met de klein gasten tot ze pompaf zijn. Amai nie!”

Hier verzeilen we in de problematiek van het duocentrisme in het woordgebruik. Sinds een paar jaren menen de woordenboekschrijvers en de VRT al heel wat langer, dat woorden die enkel in Nederland gebruikelijk zijn of die enkel in Vlaanderen veelvuldig voorkomen volwaardig hun plaats verdienen in het woordenboek of gerust gebruikt mogen worden in het mondeling taalgebruik op de televisie. Zo constateren we een toegenomen gebruik van het woord “goesting” op de TV-zenders Eén en Canvas. In de woordenboeken worden ze gemerkt met het label Nederlands-Nederlands of Belgisch-Nederlands. Prof. Willy Martin publiceerde een tijdje geleden in het blad van het Algemeen-Nederlands Verbond Neerlandia/Nederlands van Nu een artikel met zijn onderzoeksbevindingen over het verschillend woordgebruik in Noord en Zuid. Dat ligt zowel voor het ene gebied als voor het andere op zowat een 4.000 woorden die telkens in elk van die gebieden gebruiksmoeilijkheden opleveren omdat ze in het andere gebied weinig of niet voorkomen. In het geheel van de voorradige woordenschat van het Nederlands met zowat een paar honderdduizend woorden vormt dit maar een heel klein percentage.

Op school in gesproken of geschreven taalgebruik

Op school staat de woordenschatdidactiek sinds enkele jaren opnieuw voluit in de belangstelling. Leraren Nederlands vooral worden geconfronteerd met de dubbele gerichtheid naar Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands zoals de woordenboekmakers die voorstaan. Wat moeten ze nu aan met die Nederlandse woorden die in Vlaanderen niet vaak of niet worden gehanteerd en wat moeten ze met de Belgisch-Nederlandse woorden tegenover hun leerlingen? Voorheen was de gerichtheid naar het Noord-Nederlandse woordgebruik de norm en werden woorden als ‘fiets’, ‘magnetron’, ‘krant’ als de correcte woorden aangewezen. Hoe stellen Nederlandse leraren zich daartegenover op? En hoe doen de Vlaamse docenten het? Als de verschillende woorden dan toch gelijkwaardig zijn, zou het de voorkeur verdienen dat leraren uit Nederland en leraren uit Vlaanderen zich naar hun leerlingen toe ook gelijkwaardig tegenover die wat ‘vreemde’ woorden zouden opstellen. Dat impliceert dat Nederlandse leraren ook die Belgisch-Nederlandse termen aan de orde stellen en omgekeerd dat Vlaamse leraren ook Nederlands-Nederlandse woorden in de klas behandelen.

Jawel, maar hoe? Een uitstekend houvast voor alle leraren zou kunnen zijn wat de Nederlandse Taalunie stelt in haar reactie op de actie van de Vlaming Fons Wuyts:

“Een woord is dus niet minder Nederlands als het alleen maar in een van deze drie landen (Suriname inbegrepen) voorkomt. Het is wel minder bruikbaar als je er de grens mee oversteekt.
Het is wel nuttig als mensen dat op school leren.” 

Woorden in teksten, woorden in gesprekssituaties die leerlingen b.v. via schermprojectie zien en horen, kunnen behoren tot de Nederlands-Nederlandse of Belgisch-Nederlandse taalschat. Die horen door de leraren te worden opgevangen en die mogen dan even de aandacht krijgen met de passende labeling. Of de leraren in de beide landen dat zullen doen, moeten we afwachten. Het is alleszins erg aanbevelenswaard dat leraren hun leerlingen zoveel mogelijk vertrouwd maken met de betekenis van alle woorden en dus ook naargelang van de voorkomende teksten in de klas de betekenis duidelijk stellen en aanwijzen dat dit of dat woord, die of gene uitdrukking in Nederland dan wel in Vlaanderen meestendeels of exclusief voorkomt. Voor het mondelinge taalgebruik is er geen bezwaar dat al die woorden gewoon gebruikt kunnen worden.

Moeilijker wordt het wel wat als we het hebben over woordgebruik in geschreven teksten.
Daar wordt een striktere norm gehanteerd. Vele woorden uit het ander land worden door heel wat schrijvers en ook lezers niet als correct aangevoeld. Daarom zullen de leerlingen het best zoveel mogelijk in hun geschriften woorden gebruiken die voor zoveel mogelijk mensen normaal overkomen en die tot de standaardtaal gerekend kunnen worden. Het is dan ook niet altijd duidelijk of ze wel of niet tot het Algemeen Nederlands behoren en dan is het echt aan te bevelen een goede adviserende bron te raadplegen. Men kan dan het woord opzoeken in een degelijk woordenboek (Prisma Handwoordenboek, binnenkort ook in Van Dale). De beste raadgevende instantie die met nog meer gezag dan de woordenboekschrijvers hier kan adviseren is inderdaad de Taaladviesdienst ook verbonden met de Nederlandse Taalunie met een treffelijk te raadplegen website Taaladvies.net. Daar kun je naast antwoorden op vragen over spelling ook zelf vragen stellen over woordgebruik. Is dat of dit woord Standaardnederlands of niet? Deskundigen zullen je binnen de kortste tijd uitsluitsel geven over je vraag over woordgebruik. 

Het kan van belang zijn de Toelichting op de totstandkoming van de taaladviezen er even op na te lezen. Zie: http://taaladvies.net/taal/advies/verantwoording/

In de klas – in de handboeken

Met deze tekst bedoelen we toch wat ruimer inzicht te geven over de aanpak op school van het verschillend woordgebruik in Zuid en Noord. Dat kan dan ook wat meer houvast opleveren voor leraren die het ernstig menen met het taalgebruik en meer speciaal met het woordgebruik in gesproken en in geschreven taal. Voor de geschreven taal streven we hierbij toch best naar een eenheid in woordgebruik, voor de gesproken taal kunnen leraren zich permissiever en breder opstellen. In geen geval mag het woordgebruik in de leerboeken zowel van Nederlandse als van Vlaamse schoolboekenuitgevers een belemmering vormen om ze te raadplegen of ook te gebruiken in scholen in beide landen. Het algemeen woordgebruik kan bevorderlijk zijn voor een vlot hanteren van die educatieve uitgaven in de twee landen.

Ghislain Duchâteau
14 maart 2011

Meld aan of registreer om dit leermiddel volledig te bekijken

Registreren vraagt maar één minuut.
Leraren delen lesmateriaal en -inspiratie met jou
  • gratis lesmateriaal;
  • voor alle leeftijden en vakken;
  • makkelijk doorzoekbaar op lesonderwerp.
Registreer   Veilig en gratis
Je bent al lid?