Mag leren lezen nog plezierig zijn?


Deze bundel reikt ouders ideeën aan om het leesplezier bij hun kinderen te stimuleren. Een boekje boordevol tips in verband met beginnende geletterdheid en leesplezier.

Vlaamse en Nederlandse kinderen lezen goed, maar tegen hun zin. Dit blijkt uit recent internationaal onderzoek. Op de 65 deelnemende landen bengelen de Vlaamse en Nederlandse vijftienjarigen ver onderaan het rijtje. Dit terwijl ze ruim bovenaan staan als het gaat over het beheersen van de leestechniek. Dit gebrek aan leesplezier is geen goede zaak. Helaas geeft het onderzoek hier geen enkele verklaring voor. Alleen kun je uit deze resultaten afleiden dat Vlaanderen en Nederland sterk inzetten op het technische aspect van het lezen en veel minder op het aangename en doelmatige ervan. Want dat is de essentie: we lezen niet om te lezen, we lezen altijd met een welbepaald doel voor ogen. Van het klassieke boodschappenlijstje over het dagblad tot en met De Vliegeraar.

Het technische lezen is een voorwaarde voor het doelmatige lezen. Wat je goed kunt, doe je graag. Daar moet je dus op inzetten. Niet alleen op school, maar ook thuis. Niet alleen in de lagere school, maar ook in het kleuteronderwijs. In de kleuterschool kan er heel goed gewerkt worden aan een aantal voorwaarden om te leren lezen. Heel belangrijke voorwaarden zijn onder andere:

  • het besef dat onze taal is opgebouwd uit klanken: het fonologisch bewustzijn;
  • het besef dat woorden uit losse klanken bestaan: het fonemisch bewustzijn;
  • het besef dat je klanken (fonemen) kunt koppelen aan tekens (grafemen): het alfabetisch principe;
  • een rijke woordenschat.

Daarenboven moeten kinderen van jongs af ervaren dat lezen deel uitmaakt van het dagelijkse leven en plezierig is. Hierin spelen de ouders een zeer belangrijke rol: door zelf te lezen, door voor te lezen, door hun kind aangepaste boekjes te geven, door te tonen dat zij lezen ook plezierig vinden, helpen ze hun kind meer dan op weg.

Leesplezier heeft dus niets te maken met de jacht op een steeds hoger AVI-niveau. Met de introductie van de nieuwe AVI-procedure kun je trouwens nog moeilijk spreken over ‘niveaus’. De toetsen en kaarten zijn immers genormeerd voor een bepaald afnamemoment. Voor elk afnamemoment heb je een spreiding van de resultaten over vijf zones die loopt van zeer zwak naar zeer sterk. Door de terminologie te wijzigen en niet langer te spreken van niveaus kunnen we het leesplezier een steuntje in de rug geven. Je bent immers altijd geneigd om een hoger niveau te willen halen. Terwijl het belangrijker is dat de leesontwikkeling positief blijft evolueren, ook al gaat dat voor het ene kind al sneller dan het andere. Door de leesvaardigheid van een kind met de vaardigheidsscores in kaart te brengen, kun je dit bewaken. Laten we niet vergeten dat het AVI-systeem op zich een goed instrumentarium is met een goede bedoeling: de risicolezers opsporen en tijdig en gericht remediëren. De kritiek die men vandaag de dag op het systeem heeft, is eigenlijk kritiek op de manier waarop mensen het systeem gebruiken. Daar heeft het instrument zelf geen schuld aan.

Nochtans kunnen AVI-lezen en leesplezier wel hand in hand gaan. Veel Vlaamse scholen doen aan niveaulezen. Dit gebeurt in homogene groepen: leerlingen met eenzelfde leesniveau worden in eenzelfde groep ondergebracht. De AVI-procedure is de gelegenheid bij uitstek om met de homogene niveaugroepen te stoppen en over te schakelen naar heterogene niveaugroepen. Hierbij lijkt het me wenselijk de verschillen tussen de leerlingen niet extreem groot te maken. Voor de zwakke lezers moet het leesniveau van de sterkere lezers immers bereikbaar zijn. Is dit niet zo, dan ervaren ze het gestelde doel als onhaalbaar. De sterkere lezers echter mogen niet ontmoedigd worden doordat ze het gevoel krijgen tegengehouden te worden. Het flexibel samenstellen van niveaugroepen kan aan dit laatste zeker tegemoet komen: op die manier is een zwakke lezer niet altijd de zwakste en de sterke lezer niet altijd de sterkste van zijn groep. Hierbij is het geen probleem dat groepen elkaar overlappen. Integendeel. Deze overlapping kan er voor zorgen dat de leesgroepjes niet te groot worden en er dus voor elk kind meer effectieve leestijd overblijft. Aan een dergelijke flexibele indeling zijn er nog enkele bijkomende voordelen verbonden:

  • binnen deze indeling is een sterke lezer niet altijd de sterkste: men kan ervoor zorgen dat hij nu eens de ‘sterkste’ lezer is waaraan de andere groepsleden zich optrekken, en dan weer de ‘zwakste’ lezer die zich richt naar en optrekt aan het leesniveau van de ‘sterkste’ lezer uit de groep;
  • het werken met flexibele heterogene groepen kan aangewend worden om aan het leesplezier en de leesmotivatie van de leerlingen te werken, door het ‘lezen om te lezen’ te vervangen door het ‘lezen om te weten’. Aangezien een leesniveau in verschillende groepjes voorkomt (zie schema hierboven) kan men leerlingen laten kiezen voor een groepje dat gaat lezen over een bepaald thema.

Samengevat: door te werken met flexibele thematische en heterogene groepjes slaat men verschillende vliegen in één klap. Men werkt namelijk tegelijk aan:

  • de leestechniek;
  • het leesplezier en de leesmotivatie;
  • het gevoel van eigenwaarde bij de leerling;
  • het zelfvertrouwen van de leerling.

Het werken met flexibele, thematische en heterogene groepen stelt heel wat meer eisen aan de schoolorganisatie dan het werken met de klassieke homogene niveaugroepen. Toch liggen er hierin heel wat kansen om ons leesonderricht veel uitdagender en effectiever te maken voor de leerlingen.

Meld aan of registreer om dit leermiddel volledig te bekijken

Registreren vraagt maar één minuut.
Leraren delen lesmateriaal en -inspiratie met jou
  • gratis lesmateriaal;
  • voor alle leeftijden en vakken;
  • makkelijk doorzoekbaar op lesonderwerp.
Registreer   Veilig en gratis
Je bent al lid?
Ander

Ontdek ook