Je herhaalt de woordenschat van het weer, de kamers in het huis en instructies geven (zetten, leggen, hangen). Ook het verbum in het presens, perfectum en futurum (gaan + infinitief) komt aan bod.

Je oefent de woordenschat rond het thema kleding. 

Quiz over de basiswoordenschat rond het thema school en klas. 

De leerlingen krijgen een afbeelding te zien en schrijven het juiste woord erbij.

Quiz van 50 vragen. Je krijgt de infinitief van het verbum en vult het bijbehorende participium in. Het gaat om een mix van frequente en minder frequente werkwoorden, zoals surfen, dweilen, sneeuwen, steppen, zeilen en kamperen.

Oefen het perfectum van onregelmatige werkwoorden, met het participium ge + infinitief.

Quiz met 30 vragen over het participium van regelmatige verba. De cursisten bekijken de foto en schrijven de juiste vorm van het participium.

Oefen het analoog en digitaal kloklezen. Duid het juiste uur aan of sleep de woorden in de juiste volgorde zodat je een goede zin krijgt.

Invuloefening op de negatie.

Lees de zinnen en kies het juiste woord: niet of geen?

Kaartjes om de voorzetsels van richting te oefenen. Ook het voornaamwoordelijk bijwoord (er, hier, daar, waar + voorzetsel) komen aan bod.

Je kan maar vier keer de (gedeeltelijke) oefenset doorlopen in de gratis Quizletversie. Ook de test kan je …

Leer werkwoorden vervoegen in de simple past inoefenen door de moordenaar te zoeken in dit cluedospel. Oefen tegelijk ook op basiswoordenschat over clothes, rooms, ...

Digitale oefening met basiswoordenschat over transport. De cursisten lezen de omschrijving of het woord en vullen een synoniem in. Ze noteren ook het artikel (de of het) erbij.

De cursisten lezen een tekst over een huwelijk en beantwoorden enkele vragen.

Dit is een extra leestaak bij Thema 10: Verliefd, verloofd, getrouwd van Taalrecht 2.3 schriftelijk, maar ook zonder het handboek is de oefening perfect bruikbaar in je …