Hoe schrijf je de afgebeelde woorden? Begint het woord met een v of een w? 

Je oefent de spelling van woorden met oo, au en ou. Schrijf bij elke afbeelding het juiste woord.

Je oefent de spelling van woorden met ee, ei en ij. Schrijf bij elke afbeelding het juiste woord.

Je oefent de spelling van woorden met eu en ui. Schrijf bij elke afbeelding het juiste woord.

Je oefent de spelling van woorden met u, uu en oe. Schrijf bij elke afbeelding het juiste woord.

Met deze oefening oefen je hoofdzakelijk rond woordenschat over kledij. Tik bij elke afbeelding het juiste woord.

Je oefent rond zinnen met nooit, soms, meestal, vaak en altijd. Sleep de woorden in de juiste volgorde.

Maak correcte zinnen met '(niet) goed kunnen'. Sleep de woorden in de goede volgorde.

Sleep de woorden met v en w naar de juiste kolom. 

Sleep de woorden met z of s naar de juiste kolom. 

Sleep de woorden met b of p naar de juiste kolom. 

Sleep de woorden met g en h naar de juiste kolom.