Quiz om de woordenschat over het adres in te oefenen. Woorden zoals voornaam, familienaam, straat, huisnummer, postcode en stad, komen aan bod.

Deze quiz kan gebruikt worden in combinatie met de soap Nieuw Leven aflevering 1.

Oefeningenreeks over rekenen in het dagelijks leven. Je vindt hier:

• een inleidende presentatie, met vragen voor een klasgesprek;
• lessuggesties voor spelend leren met getallen;
• een werkblad met vraagstukken;
• oefeningen op de inhoudsmaten;
…

Lespakket over verschillende thema's die centraal staan tijdens cyberweek in het buitengewoon onderwijs: 

• leerlingen derde jaar: grooming en cyberpesten,
• leerlingen vierde jaar: bodyshaming en haatspraak, 
• leerlingen vijfde jaar: …

Oefeningenreeks bij D1: Wie leren allebei Nederlands! van Zo Gezegd 2.2 mondeling.

Volgende grammaticale items komen aan bod:

• dezelfde, hetzelfde of allebei,
• de comparatief met even ... als,
• vragen stellen met weet jij of ...?
• zinnen formuleren met ik …

Bekijk de Karrewietuitzending van woensdag 12 maart en beantwoord er vervolgens enkele meerkeuzevragen over.

Vier oefeningen ter voorbereiding van het samenvatten van de reportage over Kris Baert die probeert af te kicken van slaappillen. Deze spreekopdrachten horen bij oefening 29 p. 73 uit D2: Als schaapjes tellen niet meer helpt van het handboek Zo …

Via opdrachten gaan de studenten op zoek naar boeken waarbij ze moeten informatie moeten opzoeken, lezen en schrijven. Je vindt een opdrachtenreeks voor niveau 1.2 (A2) en voor niveau 2.1 (B1).

De speurtocht is gemaakt in het kader van de lees- …

Een paar vragen voor A1 beginners om elkaar in de klas te interviewen, om met het werkwoord 'hebben' in de presens te oefenen en de vraagzin. Voor degenen die al wat meer kunnen kan extra informatie gevraagd worden zoals die tussen haakjes staat.

Oefen de spelling van basiswoordenschat. Schrijf het juiste woord bij elke tekening. Je ziet de letters waarmee je het woord kan maken.

Oefen de vervoeging van het werkwoord zijn. Combineer elke ik-zin met de overeenkomstige zin in de derde persoon enkelvoud.

Oefen de vervoeging van het werkwoord hebben. Combineer elke ik-zin met de overeenkomstige zin in de derde persoon enkelvoud.

Wanneer gebruik je ik ben? En wanneer zeg je ik heb? Sorteer de zinnen in de juiste kolom (ik ben of ik heb).