Oefeningen op het vervoegen van werkwoorden in de passé composé die als hulpwerkwoord avoir hebben.

Korte video over de vervoeging van het werkwoord avoir in de indicatif présent. 

Oefening op de vervoeging van werkwoorden met hulpwerkwoord avoir in de passé composé.

Werkbundel met oefeningen op de vervoeging van être, aller en avoir in de indicatif présent.

Happertjes om de vervoeging van de werkwoorden aller, faire, être en avoir in te oefenen in de indicatif présent.

Oefen de vervoeging van de werkwoorden avoir, être en aller in de indicatif présent.

Laat je leerlingen de vervoeging van het werkwoord avoir inoefenen aan de hand van een loopspel.

Verschillende werkbundeltjes bij de leerstof uit module 4. Bevat onder andere oefeningen op:

• Vocabulaire la famille, les jours de la semaine, les jours de fêtes;
• Le verbe avoir;
• L'adjectif possessif;
• Compréhension écrite.

Oefeningen op de vervoeging van avoir en être in de indicatif présent.

Werkblad met oefeningen op de vervoeging van être en avoir in de indicatif présent.

Oefening op de vervoeging van de werkwoorden être, avoir en de regelmatige werkwoorden op -er in de indicatif présent.

De leerlingen noteren eerst de vervoeging van de werkwoorden être en avoir. Vervolgens gaan ze de werkwoorden toepassen in de zinnen. Ze moeten uit de zin afleiden welk werkwoord ze moeten gebruiken en vervolgens in de juiste vorm noteren.