Leerlingen oefenen het cijferend optellen met drie termen met overschrijding bij de tientallen en/of eenheden.

Leerlingen oefenen het aftrekken tot 20 met drie termen. Het verschil van de eerste twee getallen is steeds 10. Na deze stap gaat de volgende bewerking onder 10.

Dit is een overgangsoefening naar het aftrekken tot 20 met brug.

Leerlingen oefenen het optellen tot 20 met drie termen. De eerste twee getallen uit de som vormen steeds 10. Dit is een overgangsoefening naar het optellen tot 20 met brug.

Met dit werkblad oefenen leerlingen het cijferend optellen tot 1000 met 3 termen.

Dit werkblad sluit aan bij les 83 van de methode Rekensprong 3.

Leerlingen oefenen het cijferend optellen met drie termen waarbij ze twee keer moeten onthouden. Als ze de oefeningen correct oplossen, kunnen ze de geheime boodschap ontcijferen.

Opdrachten optellen en aftrekken met 3 termen tot en met 10.

Met deze werkblaadjes oefenen leerlingen het optellen en aftrekken tot 100 met drie termen.

Met dit werkblad oefenen leerlingen het optellen en aftrekken tot 100 met 3 termen. Leerlingen lossen puntoefeningen en gewone oefeningen op. Ze kleuren de oefening en het bijhorende antwoord in dezelfde kleur of ze verbinden de oefening met het …

Met deze twee werkbladen kan het optellen en aftrekken tot twintig met drie termen worden ingeoefend.

Een werkblad over optellen en aftrekken van 3 termen. De opdrachten kunnen aansluiten bij Wiskanjers 1, blok 5 les 10 maar kunnen ook los van de methode gebruikt worden. 

Oefen met dit bingospel het optellen en aftrekken tot en met 9 met drie termen. Deze opdracht kan aansluiten bij Zo gezegd, zo gerekend! 1, maar kan ook los van de methode gebruikt worden.

Via dit dominospel oefenen leerlingen het optellen en aftrekken met 3 termen. Er wordt gerekend tot 100.