Aan de hand van deze oefenkaarten wordt volgende leerstof ingeoefend:

• verkleinwoorden;
• eindletter d of t;
• woorden met au of ou;
• katten- en berenwoorden.

Leerlingen zetten een rood carnavalsbrilletje op tijdens het maken van de opdrachten. Doordat de …

Met dit werkbad oefen je de spelling van woorden waarbij je moet verenkelen en verdubbelen.

Met deze kaarten oefenen leerlingen de spelling van woorden waarbij je moet verenkelen of verdubbelen. Leerlingen bekijken de kaart en schrijven het woord volledig op.

Via een spelletje vier op een rij oefenen leerlingen de spelling van woorden waarbij je moet verenkelen en verdubbelen.

Met dit kruiswoordraadsel oefenen leerlingen de spelling van woorden waarbij je moet verenkelen en verdubbelen.

Dit schema kan een hulp zijn bij het schrijven van woorden waarbij je moet verenkelen en verdubbelen.

Met deze werkblaadjes kunnen leerlingen zich voorbereiden op het overzichtsdictee bij Kijker 1, 2 en 3 van de methode Verrekijker 5.

Volgende spellingsmoeilijkheden worden ingeoefend:

• woorden met eindletter d of t;
• hoorwoorden;
• woorden volgens de …

Dit ren je rot spel laat de leerlingen oefenen rond de verenkelings- en verdubbelingsregel.

Via een spelletje blad steen schaar oefenen leerlingen rond de verenkelings- en verdubbelingsregel.

Door het spelen van een spelletje UNO wordt de spelling van woorden waarbij je moet verenkelen en verdubbelen ingeoefend. Leerlingen noteren het meervoud van het woord op hun kaart.

Door het spelen van een spelletje drie op een rij oefenen leerlingen de spelling van woorden waarbij je moet verenkelen en verdubbelen.

Via dit spel oefenen leerlingen het correct schrijven van woorden waarbij je moet verenkelen en verdubbelen.