Op dit overzicht vinden leerlingen de verschillende begrippen die gebruikt worden bij rekentaal.

In deze bundel wordt er geoefend rond rekentaal.

Volgende leerstof wordt ingeoefend:

• som en verschil;
• de helft en het dubbel;
• product en quotiënt;
• getal voor, na en tussen;
• geheel en deel;
• loodrecht en evenwijdig;
• meter, liter en kilogram.

Je oefent volgende rekenbegrippen: een kwart, de helft, het geheel en het dubbel.

Je oefent de benamingen bij een vermenigvuldiging. Zet de woorden (maalteken, gelijkteken, vermenigvuldiger, product, vermenigvuldigtal) op de juiste plaats.

Je oefent de benamingen bij een deling. Zet de woorden (deler, gelijkteken, deelteken, deeltal, quotiënt) op de juiste plaats.

Je oefent de benamingen bij een optelling. Zet de woorden (plusteken, som, termen, gelijkteken) op de juiste plaats.

Je oefent de benamingen bij een aftrekking. Zet de woorden (verschil, aftrekker, aftrektal, termen, gelijkteken, minteken) op de juiste plaats.

In dit document vind je posters met uitleg over rekenbegrippen:

• optelling;
• aftrekking;
• deling;
• vermenigvuldiging;
• delen van een breuk

Met dit werkblad oefen je rond de begrippen meest, minst, meer en minder.
De opdrachten kan je ook gebruiken als toets om de kennis van de leerlingen te testen.

Leerlingen lossen oefeningen op met rekentaal. Er wordt gewerkt met getallen tot 1000. Op het werkblad vind je volgende rekenbegrippen: net voor, net na, tussen, vijfvoud van, ...

Oefen de rangorde tot en met 6 met de begrippen: eerste, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde. Het werkblad is opgemaakt in het thema herfst. 

Aan de hand van de zinnen moeten de kinderen de prenten op de juiste plaats zetten. 

'Zet de koe op de eerste plaats. Zet de hond op de laatste plaats ...'