Op dit overzicht zie je de verschillende begrippen bij som, verschil, product en quotiënt.

Met deze quiz oefen je rond rekentaal tot 100.

Je krijgt o.a. volgende opdrachten:

• de helft en het dubbel nemen;
• de som en het verschil berekenen;
• het getal net voor of net na een opgegeven getal aanduiden;
• vermenigvuldigen;
• het quotiënt …

Op dit overzicht vinden leerlingen de verschillende begrippen die gebruikt worden bij rekentaal.

Je oefent volgende rekenbegrippen: een kwart, de helft, het geheel en het dubbel.

Je oefent de benamingen bij een vermenigvuldiging. Zet de woorden (maalteken, gelijkteken, vermenigvuldiger, product, vermenigvuldigtal) op de juiste plaats.

Je oefent de benamingen bij een deling. Zet de woorden (deler, gelijkteken, deelteken, deeltal, quotiënt) op de juiste plaats.

Je oefent de benamingen bij een optelling. Zet de woorden (plusteken, som, termen, gelijkteken) op de juiste plaats.

Je oefent de benamingen bij een aftrekking. Zet de woorden (verschil, aftrekker, aftrektal, termen, gelijkteken, minteken) op de juiste plaats.

Met deze werkbundel oefenen leerlingen rond rekentaal tot 10 en tot 20.

Volgende begrippen worden ingeoefend:

• plus, min en gelijk aan;
• kleiner dan en groter dan;
• meer en minder;
• net voor en net na;
• groter en kleiner.

De begrippen worden toegepast op …

In deze bundel wordt er geoefend rond rekentaal.

Volgende leerstof wordt ingeoefend:

• som en verschil;
• de helft en het dubbel;
• product en quotiënt;
• getal voor, na en tussen;
• geheel en deel;
• loodrecht en evenwijdig;
• meter, liter en kilogram.

Een werkblad om de rekentaal die hoort bij de vier bewerkingen in te oefenen.

Met deze werkblaadjes herhalen leerlingen de leerstof van blok 1 uit de methode De Wiskanjers 4.

Volgende leerstof wordt ingeoefend:

• gepast betalen;
• wisselgeld berekenen;
• rekentaal;
• aftrekken tot 10 000;
• cijferend optellen tot 10 000 met …