Op deze wandplaat zien leerlingen info over de stam van een werkwoord.

Bij de eerste oefenreeks noteer je naast elke infinitief de stam van het werkwoord.

In de tweede oefenreeks ga je in zinnen op zoek naar het werkwoord. Noteer de infinitief en de stam.

Vul de zinnen en de tabel aan met de stam van het werkwoord. Deze oefenreeks bevat werkwoorden met en zonder hoorbare t in de stam.

Theorie en oefeningen over de voltooid tegenwoordige tijd in het Nederlands (het perfectum).

Theorie en oefeningen over de onvoltooid verleden tijd in het Nederlands (het imperfectum): vervoeging, onregelmatigheden … 

Je lost volgende oefeningen rond werkwoordspelling op:

• aanduiden of een werkwoord in de tegenwoordige of verleden tijd staat;
• de persoonsvorm aanduiden in zinnen;
• de stam noteren van de persoonsvorm.

Je oefent rond werkwoorden met hoorbare t in de stam. Vul zinnen en een tabel aan met de stam van het werkwoord.

In de laatste oefening zoek je de persoonsvorm in de zin en noteer je de infinitief en de stam.

Je oefent rond werkwoorden zonder hoorbare t in de stam. Vul zinnen en een tabel aan met de stam van het werkwoord.

Met deze oefening oefen je het vervoegen van werkwoorden in de verleden tijd.

Je lost volgende oefeningen op:

• zinnen aanvullen met de juiste werkwoordsvorm in de verleden tijd;
• het onderwerp aanduiden in zinnen;
• de stam noteren.

Met deze oefening oefen je het vervoegen van zwakke werkwoorden in de verleden tijd.

Je lost volgende oefeningen op:

• infinitief en stam noteren van werkwoorden;
• zinnen aanvullen met de juiste werkwoordsvorm in de verleden tijd.

Met deze oefening oefen je rond werkwoordspelling.

Je lost volgende oefeningen op:

• de stam van een werkwoord noteren;
• zinnen aanvullen met de juiste werkwoordsvorm in de verleden tijd;
• aanduiden of een werkwoord al dan niet klankverandering heeft in …

Met deze oefening oefen je rond werkwoordspelling.

Je lost volgende oefeningen op:

• zinnen aanvullen met de juiste werkwoordsvorm in de tegenwoordige tijd;
• de persoonsvorm zoeken in de zin en daarvan de infinitief en de stam noteren.