In de eerste oefening vullen de cursisten het juiste vraagwoord in. In de tweede opdracht onderstrepen de cursisten het vraagwoord in een tekst. Daarna kiezen ze het juiste vraagwoord.

Quiz van twintig vragen om de vraagwoorden in te oefenen.

Je geeft het antwoord op een aantal vraagwoordvragen. Dan volgt een reeks van vragen waarbij het juiste vraagwoord aangeduid moet worden.

Bundel over vraagzinnen zonder vraagwoord, zowel negatief als positief. Theorie en voorbeelden (eerste bladzijde) met daarna verschillende oefeningen (drie bladzijden): zinnen transformeren naar vraagzinnen in de verschillende vormen en zelf …

Dit is een oefenbundel met tien remediëringsoefeningen, tien basisoefeningen en tien uitbreidingsoefeningen over de woordsoorten aan de hand van een hedendaagse versie van Roodkapje. Je gebruikt gekleurde wasknijpers om de antwoorden te geven …

Op deze poster vind je een overzicht van de meest voorkomende vraagwoorden (wat, wie, waar, waarom, wanneer, hoe, hoe oud, hoeveel, hoe laat, welke).

Een oefening op het maken van vragen met de vraagwoorden: wie, wat, waar, wanneer.

Leerlingen zoeken het gepaste vraagwoord en oefenen de juiste woordvolgorde van een vraagzin.

Op de site plaatst en verzamelt meester Lars online oefeningen, instructiekaarten, flashcards en nuttige links voor anderstalige nieuwkomers.

Bij de downloads vind je:

• woordenschat per thema;
• voornaamwoorden, vraagwoorden, …

Leerlingen leren verschillende vraagwoorden kennen en gebruiken. Ze maken met elk vraagwoord een vraagzin bij een opgegeven zin.

Uitlegvideo over hoe je een vraag stelt met een vraagwoord. 

Uitlegvideo over hoe je een vraag stelt zonder vraagwoord. 

Dit is een poster met de voornaamste vraagwoorden, telkens met een tekeningetje erbij.

• Vragende voornaamwoorden: wie, wat, welk, wat voor (wiens heb ik weggelaten)
• Bijwoorden die we als vraagwoord gebruiken: wanneer, waarom, waar, hoe, waarmee en …

In deze herhalingsbundel rond taalbeschouwing vind je volgende oefeningen:

• woordsoorten,
• wat doet het onderwerp,
• vraagwoorden,
• stoffelijk bijvoeglijk naamwoord,
• verwijswoorden,
• signaalwoorden en verbindingswoorden.