Flitskaarten met de woordenschat uit texte 6.2 uit de methode. Leerlingen leren vragen en zeggen hoe oud iemand is.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 6.1 uit de methode. Leerlingen leren vragen naar een naam en leren een richting zeggen.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 5.2 uit de methode. Leerlingen leren vragen naar een plaats en zeggen van wie iets is.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 5.1 uit de methode. Leerlingen leren voorwerpen benoemen.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 4.2 uit de methode. Leerlingen leren iemand een gelukkige verjaardag wensen.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 4.1 uit de methode. Leerlingen leren de datum vragen en zeggen.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 3.2 uit de methode. Leerlingen leren vragen en zeggen wat iets is.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 3.1 uit de methode rond het thema parler de quelqu'un.

Flitskaarten met de woordenschat uit texte 1.2 uit de methode rond het thema familie.

Herhalingsoefeningen op de leerstof uit dossier 4, 5 et 6. Bevat onder andere oefeningen op:

• vocabulaire
• les contractés
• les adjectifs possessifs
• les adjectifs qualificatifs
• le futur proche
• l'indicatif présent

Oefeningen op de vervoeging van werkwoorden in de conditionnel présent.

Oefeningen op les sons [e] et [ə].