Leermiddelenbeleid en KlasCement


HET SUCCES VAN GECONTROLEERD DELEN

Dirk Rommens[1]

Het logo van KlasCement.net[2], de Vlaamse portaalsite voor en door onderwijs, kreeg een tijd geleden de subtitel mee: ‘WEB 2.0’. De kenmerken van deze internetfilosofie worden er dagdagelijks én al tientallen jaren in de praktijk gebracht. Maar wat zijn de implicaties van deze opvattingen en inzichten op een portaalsite van en voor het onderwijs, waarbij de core business al meer dan een decennium het delen van lesmateriaal is? Of m.a.w. welk leermiddelenbeleid voert KlasCement als drukst bezocht sociaal onderwijsnetwerk in Europa in het perspectief van de snel evoluerende internetmogelijkheden?

We gaan eerst op zoek naar de kenmerken van WEB2.0 die al dan niet toepasbaar zijn op het educatieve gebruik. De Gruyter[3] onderscheidt zes kenmerken:

1. Collectieve intelligentie (De eindgebruiker, jij, wij, staan centraal).
2. Het web als platform (Bereikbaar, waar en wanneer je wilt).
3. 2.0-diensten > enkele tool (Van iMac, naar iPod, IPhone tot iTV).
4. Data, inhoud, informatie, kennis (Manipuleer, aggregeer, hergebruik, creëer, combineer, deel, mashup).
5. Niets is af, alles is BETA (End of the software release cycle)
6. Een rijke gebruikerservaring (mooi, handig, functioneel, simpel, duidelijk)

Of: “Een tweede fase in de ontwikkeling van het World Wide Web. Van een collectie websites naar een compleet platform van interactieve webapplicaties voor de eindgebruikers van het web… applicaties die beter worden naarmate meer mensen ze gebruiken.”(einde citaat)

WEB2.0 heeft echter ook zijn grenzen, zeker als het begrip zijn toepassing krijgt in het onderwijs, en daarom gaan we op zoek naar de toepasbaarheid van deze kenmerken op het onderwijs.

Daar waar het principe van WEB2.0 is: alles kan, alles mag, de gebruiker is ‘the content’, hij of zij vult de inhoud op, het is de andere gebruiker die kiest, sorteert, favorieten opslaat, commentaar geeft, artikels pleegt, zijn eigen weblog onderhoudt, zijn vrienden kiest… en niemand die ook maar het recht heeft om zijn plezier te beknotten, zeker de specialisten niet - en daarmee wordt bedoeld: de instanties, de officiëlen, …
Bij het gebruikersveld zitten uiteraard ook ‘experts’, en die zullen wel aan hun trekken komen; de waarheid wordt echter door de massa geschreven! De tijd van het grote gelijk van de woordenboekschrijver is voorbij: Wikipedia is dé waarheid. Tot men ontdekt dat onder die massa ook ettertjes zitten, of betaalde beroeps-bedrijfsschrijvers die de artikels wel naar hun hand zetten. En dan krijgt het geloof in the content that’s you een ferme deuk. Het stemgedrag via gsm kan gedirigeerd worden door belangengroepen, statistieken van succesrijke sites kunnen beïnvloed worden door gespecialiseerde softwaregebruikers, enz. enz. De kritiek van Andrew Keen over de nefaste gevolgen van WEB2.0 worden hem niet in dank afgenomen…[4]

WEB2.0 versus ONDERWIJS

In mijn blog WEB2.0 voor het onderwijs: noodzakelijk medium of leuke gadget?[5], waar ik uitvoerig op deze kenmerken inga, kom ik tot de conclusie dat er slechts drie kenmerken opgaan om de WEB2.0-filosofie aan te wenden in het onderwijs, met name Het web als platform (Bereikbaar, waar en wanneer je wilt), Een rijke gebruikerservaring (mooi, handig, functioneel, simpel, duidelijk) en Collectieve intelligentie (De eindgebruiker, jij, wij, staan centraal) – mits kwaliteitscontrole! = WEB3.0[6]Aan de hand van deze kenmerken kom ik tot de conclusie dat het leermiddelenbeleid voor een site als KlasCement de ‘verplichting’ inhoudt dat de inhoud van de inzendingen op kwaliteit moet gecontroleerd worden.

Waarom is punt 1, ‘de collectieve intelligentie’,  geen goed argument omWEB2.0 in het onderwijs te promoten? Ik zeg met de strenge stem van de lesgever: dit kenmerk staat haaks op wat het onderwijs pretendeert: kennis overdragen van specialisten naar leerlingen. Ik neem Klascement.net als uitgangspunt en bron van expertise en inspiratie, dé WEB2.0-site van Vlaamse educatieve bodem, waarbij ik in ieder geval heel veel kenmerken herken die De Gruyter hierboven opsomde. Maar wat wensen leerkrachten? Dat de bijdragen gecontroleerd worden, dat zij een stempel krijgen van goedkeuring, het liefst van een hogere instantie. Alleen al omdat KC ‘onder de hoede staat’ van het Departement van Onderwijs en alles consequent gemodereerd wordt op kwaliteit krijgt de portaalsite voldoende goodwill van de collega’s, met ondertussen meer dan 60 000 leden, waaronder rond de 12% Nederlanders.

Alle inzendingen worden altijd al gemodereerd, ook vóór de WEB2.0-versie. Het principe blijft hoe dan ook omdat de eindgebruiker centraal staat, en bovendien de controle gebeurt door … leerkrachten, die professioneel bezig zijn en over expertise beschikken, en dat is voor de collega’s dé basis voor vertouwen in de website. Meer nog, het is bij vele collega’s ingebakken dat een document van een collega officieel zou moeten worden goedgekeurd. Zij hebben immers een leerplan met al dan niet ruim omschreven doelstellingen. Het is alsof ze op de foto willen staan bij een belangrijk persoon, waardoor de indruk ontstaat dat de kwaliteit op hen afstraalt. Van hogerhand wordt anderzijds nog al te vaak ‘neergekeken’ op het werk van de ‘onderdanen’: is dit document wel didactisch verantwoord? Past dit wel in het leerplan? Deze houding wijst op een gebrek aan vertrouwen in de professionaliteit van de leerkrachten. Nochtans zijn zij het die dagdagelijks in de praktijk staan, die op het veld de bovenaan uitgeschreven doelen moeten concretiseren en bovendien hun inzendingen laten beoordelen door moderatoren én door hun collega’s die kunnen reageren en ‘punten=sterren’ geven…

Mijn stelling is dus dat de collectieve intelligentie in het onderwijs wordt geweerd omdat de zekerheden daardoor wegvallen. Je zou kunnen zeggen dat WEB2.0 op dat vlak tegenstrijdig is met de doelstellingen van het onderwijs. De greep op wat waarheid en onwaarheid is, wordt immers kleiner: het internet is de oorzaak van complete verwarring. Wie weet vandaag nog wie het bij het rechte eind heeft? Om die reden zal het onderwijs op veilige afstand van de collectieve intelligentie van WEB2.0 blijven. De structuur is in Vlaanderen (overal?) van top naar bottom - en zelfs een wereldwijd internet haalt het systeem (voorlopig?) niet onderuit. (Uiteraard stel ik het hier opzettelijk wit-zwart: dé waarheid is niet wat enkelingen aan de top denken, net zomin als de gemiddelde waarheid van de gebruikers…).

Ik vrees overigens dat men nu ook weer té vlug aanneemt dat de meeste leerkrachten klaar zijn om de WEB2.0-toepassingen of sociale netwerkmogelijkheden in hun lessen te gebruiken. Velen zijn zelfs nog niet aan WEB1.0 toe, laat staan dat zij nu het licht hebben gezien van WEB2.0… “We kénnen nu Word, en we moeten nu alweer veranderen…” is het vaak aangehaalde excuus.
Een recent uitgevoerd onderzoek[7] gevoerd bij de gebruikers van KlasCement toonde aan dat 1/3de van de ondervraagde leerkrachten nog nooit sociale netwerken hebben gebruikt in hun lessen.

Punt 5. Niets is af, alles is BETA (End of the software release cycle). Ook dit kenmerk is compleet tegengesteld met wat onderwijsmensen wensen: half werk dulden ze niet. De leerling die niet de tijd had om zijn huistaak af te werken, zal op weinig begrip kunnen rekenen; een leerling die halfweg de les op zoek gaat naar boeiender onderwerpen, mag zich minstens aan een berisping verwachten; de leerling die omwille van persoonlijke omstandigheden niet is klaar geraakt met het verwerken van de leerstof, zal geen genade krijgen als hij beweert dat zijn studieschema gebaseerd is op WEB2.0. Er zijn geen bèta-examens en min-of-meer geslaagde testen met diploma’s die als bèta worden afgeleverd. De systematische op deadlines gebaseerde streefdata geven maar weinig ruimte voor de eigen studie-indeling. Het reglement is een door de ouders goedgekeurd document dat het richtsnoer is voor de leerling en de leerkracht. Afwijkingen worden niet toegestaan: deze op afspraken gestoelde leer- en leefwereld is zoveel duidelijker omlijnd en gestructureerd en op wetten en decreten geschreven, door instanties goedgekeurd, zwart op wit gedrukt, met als eindpunt de handtekeningen van de ouders. Lessen moeten in vijftig minuten opgebouwd worden, met doelstellingen, bordschema’s en didactische en pedagogische wetmatigheden. Waar het internet niet-hiërarchische, anarchistische en ongebreidelde mogelijkheden biedt, wordt de school als een strikte en vaak ook als een strenge top-down-structuur ervaren. De doorlichtingen die de scholen ondergaan, baseren zich op bestaande officiële documenten. ICT-experimenten zullen geen surplus betekenen in de beoordeling van inspectieleden die meestal geen kaas hebben gegeten van ICT…

De pluspunten van WEB2.0

De meest doorslaggevende elementen om WEB2.0 in het onderwijs te gebruiken hield ik voor het laatst – maar ze impliceren voor KlasCement dan ook een hele reeks fundamentele consequenties.

Punt 6. Een rijke gebruikerservaring (mooi, handig, functioneel, simpel, duidelijk). Alleen al om die ene reden is het de moeite meer dan waard om zelf de handen uit de mouwen te steken en stappen te zetten in het rijke WEB2.0-aanbod. Liever dan het warme water zelf uit te vinden, pas ik de beginselen van WEB2.0 toe: ik manipuleer, aggregeer, hergebruik, creëer, combineer, deel, mashup… m.a.w. ik verwijs naar links en documenten van anderen, volgens het principe van Creative Commons. Peter Van Gils zorgde bij voorbeeld voor een overzichtelijke website WEB2.0 op school[8]. (Gemaakt met Joomla!, dat is nogal wiedes!) Het keuzemenu biedt de leerkracht een overzichtelijk aanbod van mogelijkheden, gaande van bestanden, over blogs, favorieten, informatie… tot portfolio, multimedia en andere.

Punt 2 en Punt 4. Het web als platform (Bereikbaar, waar en wanneer je wil) en Data, inhoud, informatie, kennis (Manipuleer, aggregeer, hergebruik, creëer, combineer, deel, mashup!)

Ik laat hier de problematiek van de auteursrechten en het plagiaat gemakshalve in dit bestek buiten beschouwing - alhoewel dit één van de controversiële materies is bij het beoordelen van inzendingen bij KlasCement. Leerkrachten hoeven echt niet te weten of ze nu bezig zijn met WEB1.0 of WEB2.0. De meesten zitten hoe dan ook vaak vast aan hun eigen softwarepakketten, en als de kennis en vaardigheden verder gaan, is de inspiratie dikwijls beperkt tot een zoekopdracht op het internet.

Of ze daar zelf genoeg expertise in hebben, is dan weer een andere vraag. Maar dat geldt ook voor de jongeren die vaak verkeerdelijk als experts worden beschouwd. In mijn artikel Selecteren van bronnen[9] dat eerder verscheen in COS, kom ik tot merkwaardige besluiten die een hart onder de riem moeten steken voor de zoekende leerkracht.

De gevolgen voor het leermiddelenbeleid van KlasCement

Al meer dan tien jaar – dus al heel lang vóór de Web2.0-filosofie –   wordt door het moderatorenteam van KlasCement een uitgebreide Moderatiehandleiding gebruikt om de ingestuurde bijdragen te controleren. De afspraken voor moderatie zijn gebaseerd op deze vier invalshoeken:

·         Controle van de vereiste metadata (de gegevens voor het uitwisselen van bestanden),

·         Controle op de wet op de auteursrechten,

·         Controle op de spelling en taal;

·         Controle op de educatieve bruikbaarheid.

Het is in de opzet van dit artikel niet mogelijk een uitgebreid overzicht te geven van de tientallen bladzijden tellende moderatiehandleiding. De controle gebeurt in vier verkenningsrondes, steunend op de hierboven aangegeven principes:

1.       Oriënterende eerste controle:

o   Elke bijdrage moet nieuw zijn op KlasCement.

o   Controle op de aanwezige bijlagen of/en URL’s.

o   Controle op de pedagogische meerwaarde.

o   De documenten en sites worden (diagonaal) gescand op spel- en andere fouten: indien die al te vaak voorkomen, wordt de inzender meteen gecontacteerd die kan corrigeren en opnieuw insturen.

2.         Tweede controle: controle van de ingevulde velden (metadata) en de bijdrage(n)

o   De metadata worden gecontroleerd: alle velden worden aangevuld of aangepast. De bijdrage wordt geopend, de website wordt bekeken, de installatie van de software wordt gecontroleerd en er wordt uitgetest en de moderator bekijkt wie de doelgroep is: welk onderwijstype, vak, OS, …?

o   De omschrijving dient de inhoud van het document en/of URL overzichtelijk weer te geven, zodat de gebruiker meteen een overzicht krijgt van de inhoud en de bruikbaarheid  van de bijdrage.

o   De eindtermen zijn zeer belangrijk: indien mogelijk, worden die aangeduid.

o   Inhoudelijke controle: gedetaileerde scan op de kwaliteit van de taal, de opbouw en de zorg.

o   Controle op het niet-discriminerende van de inzending.

o   Controle op Creative Commons: muziek en afbeeldingen moeten auteursrechtenvrij zijn als zij op KlasCement komen.

o   Vormelijke controle: scan op lay-out en toegankelijkheid.

3.       Derde controle: detailcontrole van de inhoud van de velden

o   Controle van de titel: Hoofdinhoud vooraan : Aanvullende info (volgens Pubelo-afspraken).

o   De omschrijving wordt nagekeken: neutraal van toon, niet tijdsgebonden, met voldoende informatie, gericht op de leerkracht, zonder taalfouten.

o   Andere metadata worden aangepast en waar nodig aangevuld.

o   De trefwoorden worden gecontroleerd en aangevuld.

o   Het nakijken van didactische tips.

o   Er wordt een mogelijk thema bepaald.

o   Betalende inzendingen of inzendingen door inzenders met commerciële belangen worden extra gecontroleerd.

4.       Vierde controle: evaluatie en feedback

o   Er is een apart veld (Interne opmerkingen) waardoor de moderatoren onderling kunnen communiceren en ook een apart veld Opmerkingen van/voor inzender die enkel door de moderatoren en de inzender kan gelezen worden.

o   Bij twijfel over de kwaliteit van de inzending consulteren de moderatoren andere content-managers om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen.

o   Modereren van reacties: een moderator bekijkt systematisch de reacties op bijdragen. Niet alleen om de eventuele ongepaste reacties te verwijderen, maar ook om na te gaan of de reactie een reden is om de goedkeuring van de bijdrage opnieuw te overwegen.

o   Feedback naar de inzender: bij elke goedkeuring krijgt de inzender een berichtje dat de bijdrage online staat. Bij elke afkeuring krijgt de inzender een bericht met de reden waarom de bijdrage werd afgekeurd.

Dat de moderatie heel arbeidsintensief en veeleisend is voor de medewerkers, zal uit het bovenstaande blijken. Een beroep doen op vrijwillige medewerkers levert in veel gevallen weinig succes met zich mee: de expertise bouwt men immers op na intensief en veelvuldig modereren. De noodzaak op een teamploeg die op elkaar ingespeeld is, die onderling communiceert, die expertise heeft en die gestuurd wordt, pleit voor een beleid op lange termijn. Het succesverhaal van KlasCement is gebaseerd op een langetermijnvisie. Het verminderen van het aantal moderatoren zou niet alleen het ontkennen zijn van de noodzaak aan een dergelijke op kwaliteit steunende portaalsite, maar ook het negéren van de WEB2.0-filosofie waarbij het delen van content door leerkrachten en het sociaal onderwijsnetwerk vooraan staat.

---

Een ingekorte versie van dit artikel verscheen in COS, mei 2010.

 


[1] http://www.dirk-rommens.be

Dirk Rommens is medewerker van KlasCement. Eerder was hij ICT-coördinator (didactiek) van de SG O.L.V. Groeninge. Hij ontving in 2007 uit handen van Federaal Minister van Informatisering Peter Vanvelthoven de CST-Award ICT-inspirator van het jaar.

[2] https://www.klascement.net

KlasCement is de portaalsite voor en door leerkrachten waar zij lesmateriaal met elkaar delen. KlasCement is het grootste en drukst bezochte sociale onderwijsnetwerk in Europa (bron http://www.edrene.org) met intussen al meer dan 60 000 leden. KlasCement geniet o.a. steun van de Vlaamse overheid.

[3] In zijn presentatie tijdens een studiedag over WEB2.0 door REN-Vlaanderen, april 2008

[4] http://nl.wikipedia.org/wiki/Andrew_Keen

“Web 2.0 'democratiseert' de media, het 'trekt het speelveld gelijk' tussen experts en amateurs. Dit ziet Keen als een bedreiging voor de creativiteit en onze cultuur, omdat echte deskundigen niet gelijk gesteld kunnen worden aan amateurs. De vijand van Web 2.0 zijn 'elitaire' traditionele media." (Andrew Keen)

[5] http://www.ictnieuws.nl/ictnieuws/platform_detail.php?ID=72  

[6] WEB3.0: http://nl.wikipedia.org/wiki/Web_3.0

In dit artikel refereer ik naar de definitie van Andrew Keen: “…Er worden meerdere definities gegeven van Web 3.0. … Andrew Keen, auteur van 'De @-cultuur', beargumenteert dat Web 3.0 de terugkeer is van experts en autoriteiten op het Web. …”

[7] Het onderzoek werd afgenomen in oktober en november 2009 bij 900 KlasCement-leden. Een gelijkaardig onderzoek bij alle leerkrachten, ook zij die nog geen lid zijn van het sociale netwerk KlasCement, dringt zich op. Te verwachten valt dat het educatieve gebruik van sociale netwerken in die groep lager is. Meer info over verwerking en deze resultaten: Bram Faems – bram@klascement.net

[8] http://www.web20opschool.be/

[9] http://www.dirk-rommens.be/selecteren_van_bronnen_digitale_versie.pdf

Meld aan of registreer om dit leermiddel volledig te bekijken

Registreren vraagt maar één minuut.
Leraren delen lesmateriaal en -inspiratie met jou
  • gratis lesmateriaal;
  • voor alle leeftijden en vakken;
  • makkelijk doorzoekbaar op lesonderwerp.
Registreer   Veilig en gratis
Je bent al lid?
Andere functie